Wat is tijd anders
dan het knechten
van de roeiende slaven in het ruim.
Het geblaf van de herdershond
omheen de kudde.
Het metrum van de haast.
De tredmolen van nut
en efficiëntie
als ultieme inprenting.
De dwingelandij van het feodale uur,
het sussen van een nooit verdwenen
onrust,
de uitgelezen rationalisatie.
Wat is tijd anders
dan maatstaven, ringeloren
van natuurlijke ritmes.
Het naar onze hand zetten
van het leven als een notariaat
van het bestaan,
het temmen van de onmetelijkheid,
schamele kloktijd,
waar wij wrakhout dat wij zijn
ons krampachtig aan vasthouden
omdat we er amper in slagen
het vitale élan, de uitgelaten duur
van de innerlijke tijd te ervaren.