Wetend dat het nulpunt
voor zover dat vast te stellen is
reeds lang voorbij is
en het eindpunt, dat niet te
bevatten eindpunt,
dat absolute afscheid,
altijd, alsmaar altijd
veraf lijkt en zich zo nabij
beweegt in niet eigene gestalten,
zo graag ver van ons bed
en altijd aanzittend aan onze keukentafel,
stel ik voor om in die eindeloze
tijdelijke tussentijd
elkaar zo veel als mogelijk
in de ogen aan te zien
met al die mildheid
en grootst mogelijke menselijke
liefde.
Er is geen tijd te verliezen
noch te winnen,
zo vrij zijn we
als we zelf
willen zijn,
tot in het merg van het eigenlijke
dat grenzeloze vitale gebied,
dat nooit vanzelfsprekende evidente,
Laten we niet langer dralen,
Laten we de schreeuw naar elkaar
die we gedempt in ons dragen
vertalen
in een gezamenlijkheid
die verstild vonken slaat
en schept tot zo veel
wakker leven.
Laten we nu nog even,
heel lang samen
leven delen,
in dit bestaan.